Schaakboksen


Door Hans Ree

 

Over Alexandre Deschapelles (1780-1847), die een van de sterkste schakers van zijn tijd was, werd gezegd dat hij zijn grote schaakkracht dankte aan het feit dat hij in zijn jonge jaren een schop van een paard had kregen. Als je dat gelooft, kan je ook geloven dat schaken en boksen goed samengaan.

Vrijdag 14 november werd in Amsterdam het eerste wereldkampioenschap schaakboksen gehouden. Kosten noch moeite waren gespaard en zodra je het muziekhuis Paradiso binnenkwam werd je overweldigd door een luxe die je bij echte schaaktoernooien maar zelden ziet. Een boksring, acht enorme videoschermen en aan de wanden beroemde partijen uit de schaakgeschiedenis geprojecteerd, zoals Steinitz-Bardeleben, compleet met de openingscode van de Joegoslavische Informator.

Er was een voorprogramma waaraan bekende Nederlandse schakers zoals de zusjes Bensdorp, meester Karel van der Weide en grootmeester Dimitri Reinderman deelnamen, toen een persconferentie waarin een wetenschapsman zijn lichtje liet schijnen op de nieuwe combinatiesport en daarna kwam het hoofdprogramma.

Iepe the Joker en Luis the Lawyer streden om het wereldkampioenschap van de World Chessboxing Organisation. Ongeveer tien ronden, eerst een paar minuten schaken, dan een paar minuten boksen, dan weer schaken, enzovoort. Als iemand knock-out ging of mat, of de tijd overschreed, was het afgelopen.

Ik kreeg de indruk dat de Joker en de Lawyer vooral boksvriendjes hadden meegenomen naar Paradiso, want tijdens het boksen hoorde je in de zaal voortdurend kreten als ,,Slopen, slopen!'' of ,,Maak hem af!'' en tijdens de schaakminuten hoorde je nooit iets als ,,Ruk die toren van zijn lijf!''

Iepe the Joker werd wereldkampioen doordat de Lawyer in de schaakpartij de tijd overschreed, en dat lag ook voor de hand, want die Joker was de in Berlijn wonende Nederlandse kunstenaar Iepe Rubingh, die het allemaal bedacht had.

Het was flauwekul, maar leuke flauwekul en perfect georganiseerd, met een opzwepende spreekstalmeester, schetterende muziek op de juiste momenten en kwieke meisjes die in de ring de nieuwe rondes aankondigden. Alleen al aan de behendige snelheid waarmee de schaaktafel uit de ring werd verwijderd als er weer een rondje boksen moest komen, zag je dat dit evenement tot in de details was voorbereid.

Enige tientallen meters van Paradiso, waar dit zogenaamde wereldkampioenschap werd gehouden, is het Max Euwe Centrum gevestigd, een klein museum met een grote bibliotheek, waar schaakactiviteiten worden georganiseerd die geen flauwekul zijn. Ik ben er nauw mee verbonden, dus ik moet bekennen dat ik hier mijn eigen huisje aanbeveel.

Het Max Euwe Centrum dreigt ten onder te gaan door financiële nood, want voor serieuze zaken valt tegenwoordig moeilijk geld te vinden. Het avondje schaakboksen in Paradiso was duidelijk volgepompt met culturele subsidiegelden waarmee het Max Euwe Centrum minstens een jaar voort zou kunnen. Hoe leuk dat schaakboksen ook was, je zou wensen dat er ook een bestaansmogelijkheid was voor dingen die niet alleen maar leuk zijn, maar ook serieus.

Ik had de indruk dat de Joker en de Lawyer goed konden boksen en slecht konden schaken, maar van boksen heb ik geen verstand. En misschien ben ik te streng wat het schaken betreft en denk ik te gauw dat mensen er niets van kunnen.

Die Deschapelles bijvoorbeeld, die een trap van een paard zou hebben gekregen waardoor hij een van de beste schakers van de wereld werd, kon er volgens de tegenwoordige normen eigenlijk ook niet veel van. Kijk eens naar de volgende partij. Zijn tegenstander, de Schot John Cochrane, was een van de sterkste spelers van Groot-Brittannië.

Het was geen koffiehuispartijtje, maar een partij in een serieuze wedstrijd waar veel geld op het spel stond. Toch was het peil volgens hedendaagse maatstaven zo laag dat iedere ervaren clubspeler zich er nu voor zou schamen.

Laat ik erbij zeggen dat de derde deelnemer aan dit toernooitje een jonge leerling van Deschapelles was, Louis Charles de la Bourdonnais. Die won de wedstrijd met overmacht en zou spoedig laten zien dat hij wel goed kon schaken, ook volgens moderne normen.

Wit Cochrane - zwart Deschapelles, Parijs 1821

Een vreemde beginstelling die in die tijd heel gebruikelijk was. Cochrane, de zwakkere speler, kreeg een pion voor en hij mocht ook een extra zet doen, 1. e2-e4 en vervolgens

2. d2-d4 Pb8-c6 3. f2-f4 d7-d5 4. e4-e5 Lc8-f5 5. c2-c3 e7-e6 6. Lf1-d3 Pg8-h6 Door de stelling dicht te schuiven heeft wit veel minder profijt van zijn extra pion dan mogelijk zou zijn geweest.

7. Pg1-e2 Dd8-h4+ 8. g2-g3 Dh4-h3 9. Ke1-d2 En na deze rare zet kan je niet meer zeggen dat wit beter staat.

9...Lf5xd3 10. Kd2xd3 Dh3-f5+ 11. Kd3-d2 Ph6-g4 12. Kd2-e1 Df5-e4 13. Th1-g1 Pg4xh2 14. Pb1-d2 De4-d3 15. Ke1-f2 En hierna komt wit meteen verloren te staan.

15...Ph2-g4+ 16. Kf2-e1 Dd3-e3 Maar Deschapelles ziet het niet. Na 16...Pe3 17. Db3 b5 wint zwart of de dame met 18...Pa5, of de toren met 18...Pc2+.

17. Pd2-f1 Na 17. Tf1 moet zwart oppassen dat hij zijn dame niet verliest, zodat hij gedwongen is om met 16...Dd3 zijn vorige zet terug te nemen. Dan kan wit na 17. Pf3 hopen dat hij ooit nog tot een normale ontwikkeling komt. Maar eigenlijk zijn dit soort commentaren paarlen voor de zwijnen als het gaat om een partij op zo'n laag peil.

17...De3-f2+ 18. Ke1-d2 Df2-f3 19. Kd2-c2 Het was geen pretje om deze stelling met wit te spelen, maar dit is wel een heel zwakke verdediging, waarna de koning geforceerd het open veld in wordt gejaagd.

19...Pg4-f2 20. Dd1-d2 Df3-e4+ 21. Kc2-b3 Pc6-a5+ 22. Kb3-a4 Pa5-c4 23. Dd2-e1 De4-c2+ 24. b2-b3 Pf2-d3 Strenge kritiek op deze zet zou overdreven zijn, want zwart blijft glad gewonnen staan, maar met a6 en b5 kon hij mat in twee geven.

25. Pf1-e3 Pc4xe3 26. De1-d2 Pd3-b2+ 27. Ka4-b5 c7-c6+ 28. Kb5-a5 Pe3-c4+ 29. b3xc4 Dc2-a4 mat

NRC Handelsblad, 17 november 2003